IJzerstapelingsziekte bij
vruchtenetende vogels.
Peter Holsheimer, Nederland
1. Inleiding
IJzer (Fe-ferrum) is een bestanddeel van hemoglobine, myoglobine en vele
ijzerhoudende enzymen. Hemoglobine, dat zuurstof vervoert, heeft een korte
levensduur en moet dus regelmatig in het lichaam worden opgebouwd.
IJzerstapeling (hemochromatosis) is een ziektebeeld dat regelmatig bij zowel
jonge als volwassen vruchtenetende vogels wordt vastgesteld. Het voer dat deze
vogels krijgen bestaat uit een mengsel van vruchten, aangevuld met pellets of
uitsluitend uit een pelletvoedering. De dagelijkse ijzeropname is ondermeer
afhankelijk van de voeropname, het ijzergehalte in het voer, de vertering en de
ijzerreserves in het lichaam. Verder zouden bepaalde vogelsoorten extra
gevoelig kunnen zijn voor ijzerovermaat in het voer. Het feit dat
vruchtenetende vogels relatief weinig tot voortplanting komen zou veroorzaakt
kunnen worden door een slechte aanmaak van dooiereiwitten, als gevolg van een
overmaat aan ijzer.
Voor zover bekend zijn er geen belastingsproeven met vruchtenetende vogels
uitgevoerd ten aanzien van de ijzerstapelingziekte.
In eerste instantie werd de ijzerstapelingsziekte geconstateerd bij
paradijsvogels en beo’s. Omdat vooral paradijsvogels kostbare en onvervangbare
vogels zijn heeft men aan dit ziektebeeld professionele aandacht geschonken.
Mogelijk doordat vruchtenetende vogels in de natuur via de voeding weinig ijzer
opnemen zou het mogelijk zijn dat deze hele groep van vogels overgevoelig is
voor overbelasting van ijzer. Typisch vruchtenetende vogels zijn bv.
baardvogels, bastaardhoningvogels, beo’s, bladvogels, brilvogels, buulbuuls,
cotinga’s, hapvogels, manakins, muisvogels, neushoornvogels,
paradijsvogels, pestvogels, prieelvogels, tangara’s, toekans, toerako’s,
trogons, troepialen en vruchtenduiven. Afhankelijk van de grootte
van de vogel staan er ook insekten, zaden, eieren en reptielen op het menue.
Papegaaiachtigen zoals Caiques, edelpapegaaien, Amazone papegaaien, ara’s
en lori’s consumeren ook vrij veel vruchten.
2. IJzerstofwisseling
Lever, milt, beenmerg, darmepitheel en serum bevatten de belangrijkste
reserves aan ijzer. De opslag van ijzer is in de vorm van ferritine.
Uitscheiding van ijzer vindt plaats via o.a. urine, huid, darmcellen en veren.
Het zijn echter minimale hoeveelheden. Voor het handhaven van de ijzerbalans in
het lichaam is het dus van groot belang dat de opname aan ijzer binnen bepaalde
grenzen blijft. Wanneer de ijzeropname te groot is zal zich ijzer in met name
de lever gaan stapelen.
3. Etiologie
a. IJzerovermaat.
Een overmaat aan ijzer in het voer zal resulteren in ophoping van ijzer in de
lever. Door het slechter functioneren van de lever zou de ijzerbalans in het
lichaam minder goed gereguleerd kunnen worden, waardoor nog meer ijzer wordt
opgeslagen. Een teveel aan ijzer verstoort ook de verbening van het skelet. Een
ijzer-overmaat heeft namelijk een negatieve invloed op de werking van vitamine
D.
IJzerstapeling kan ook veroorzaakt worden door een overmaat aan mangaan en een
tekort aan choline, koper, foliumzuur en vitamine B12
b. IJzertekort
Een tekort aan ijzer veroorzaakt bloedarmoede, dat tot uitdrukking komt in een
lichtere kleuring van de slijmvliezen van de snavel- en keelholte en ogen. Een
teveel aan fosfor in het voer zal de resorptie van ijzer vertragen.
Storingen in de absorptie en transport van ijzer en infectieuze oorzaken kunnen
mede aanleiding of gevolg zijn van de ijzerstapelingsziekte.
4. Ziekteverschijnselen
IJzerstapelingsziekte geeft geen specifieke ziekteverschijnselen. De vogels
vermageren, zijn inactief, zitten bol, vertonen ascitis en toiletteren zich
minder. Ook kunnen ze plotseling sterven. Wanneer bij sectie ijzerstapeling
wordt vastgesteld staat dit meestal niet op zichzelf omdat vaak nog andere
ziekteprocessen worden gevonden. Oorzaak en gevolg kunnen hierbij omkeerbaar
zijn. Bij sectie worden afwijkingen vastgesteld aan lever en milt, welke
microscopisch en histologisch worden ondersteund. IJzervergiftiging kan gepaard
gaan met pseudotuberculose.
5. Diagnose
Bij levende vogels zou men alert moeten zijn op aanwezigheid van de
ijzerstapelingsziekte. De dagelijkse ijzeropname zou berekend of geanalyseerd
moeten worden. Bloedonderzoek en biopsie van de lever zouden in
twijfelgevallen kunnen worden uitgevoerd.
6. Therapie
Omdat diverse oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan de ijzerstapelingsziekte
is een duidelijke therapie nog niet mogelijk. Men denkt in de richting van een
chelatie therapie, tannine verstrekking, antibacteriƫle therapie om
complicaties te voorkomen of om de levensduur van de vogel te verlengen.
7. Preventie
Aan preventie moet de nodige aandacht worden gegeven, ondanks het feit dat de
oorzaken van ijzersta-pelingsziekte van diverse aard zijn. Van groot belang is
de dagelijkse opname van ijzer te beperken. Dit kan worden bereikt door te
weten a) hoeveel voer de vogel dagelijks consumeert en b) hoe hoog het
ijzergehalte in het voer is.
Voeders die op de label aangeven een laag ijzergehalte te hebben zonder dit
gehalte te vermelden, moeten als verdacht worden beschouwd en niet worden
gebruikt. Immers als de fabrikant ter goeder trouw is zou men het ijzergehalte
wel vermelden. In de praktijk blijkt dat zogenaamde ijzerarme voeders
onacceptabele hoge ijzergehaltes hebben. Dit betreft zowel Europese voeders als
Amerikaanse. Het gaat hierbij ook om pelletvoeders. Complete beovoeders en
honde- en kattevoeders kunnen eveneens hoge gehaltes ijzer bevatten.
Vanuit de Faculteit Diergeneeskunde wordt geadviseerd dat voeders voor vruchtenetende
vogels niet meer dan ongeveer 40 mg ijzer per kg mogen bevatten. Dit gehalte
zal mogelijk worden bijgesteld wanneer proefondervindelijke gegevens bekend
worden. Feit is dat vruchten, bessen, groenten en noten relatief lage
ijzergehaltes hebben. De gemiddelde ijzergehaltes in de eetbare delen zijn als
volgt (n is aantal): vruchten en bessen 7,7 mg/kg (n=40); noten 29,8
mg/kg (n=5); groenten 17,1 mg/kg (n=30), kippe ei 0,27 mg/kg.
Deze gehalten geven aan dat de opname van ijzer bij typisch vruchtenetende
vogels in de natuur bijzonder laag is.