De Jobi lori.

De Jobi lori, Lorius lory jobiensis



Vroegere nomenclatuur
Domicella lori (1874 Meyer); Domicella jobiensis (1875 Meyer); Lorius cyanauchen (1874 Schley); Lorius tricolor (1875 Rosenberg); Lorius jobiensis (1875, 1880, 1891)

Beschrijving
Grondkleur rood, borst meer roserood; nekband (welke niet met buik verbonden is) als ook de mantel diep donkerblauw; tussen nekband en mantel een smalle rode band; buik, onderbuik en dijen blauw-violet; onderstaartdekveren licht blauw; vanuit het midden van de buik loopt een meer of minder duidelijke blauwe band tot onder de vleugel; vleugels groen; bovenste vleugeldekveren neigen maar emeraldgroen; ondervleugel donkerblauw, de binnenzijde van de vleugelpennen echter geel met zwarte zomen; vleugelboeg donkerblauw; bovenzijde staartpennen blauwzwart, onderzijde geel; boven- en achterkop zijn zwart, gescheiden door een roserode band van de nekband; oogring grijszwart; snavel oranjerood.
Gemiddelde lengte 31 cm., vleugellengte 17 cm. en staartlengte 10 cm.

Het mannetje dat wij in ons bezit hebben, heeft enkele donkergroene veertjes op de blauwe onderbuik en flanken. Dr. Meyer vermoedt dat vogels die deze veertjes bezitten, nog niet geheel op kleur zijn. Gezien de leeftijd van onze vogel kan dit niet van toepassing zijn.
Ons mannetje is iets kleiner dan het vrouwtje.
De jongen lijken al veel op de ouders. Ze zijn echter matter van kleur en minder scherp getekend. Op de flanken, net zoals bij het mannetje, vindt men enige groene veertjes. De blauwe band die van de buik tot onder de vleugels loopt,is nog onduidelijk. Ze zijn ook wat kleiner dan de volwassen dieren.

De Zwartkaplori behoort tot het geslacht Lorius, of wel Breedstaartlori’s, en bestaat uit 6 àf 7 ondersoorten. Hierover bestaan verschillende meningen.
Verwarring van de Jobilori is mogelijk door 2 andere ondersoorten nl. de Beufort’s lori, Lorius l.viridicrissalis en de Salvadori lori, Lorius l.salvadorii. Beide rassen zijn echter wat kleiner van formaat en meer rood dan roserood gekleurd. Bij de eerst genoemde ziet men dat de blauwe veerpartijen wat donkerder van kleur is. Een derde ras dat er op lijkt, maar die tot nu toe onbekend is in avicultuur, is de Blauwneklori, Lorius l.cyanauchen. Dit ras mist het rode bandje in de nek, waardoor de blauwe halsband direct aansluit aan de zwarte bovenkop.

Verspreiding
De vogels zijn te vinden op de eilanden Japen (vroeger Jobi genaamd) en Mios Nom, beide liggend in de Geelvink-baai. Deze baai vinden we in het noord-westen van Nieuw-Guinea.

Biotoop en gedrag in de vrije natuur

Ze zijn hoofdzakelijk te vinden in dichte regenwouden, beboste moerasgebieden, aan bosranden, als ook in minder dichte bossen in de dalen. Tot op een hoogte van 1600 m. kan men ze nog aantreffen. Buiten de broedtijd, die van mei tot oktober loopt, leven ze meestal in kleine groepen van ongeveer 10 vogels. Tijdens het fourageren in vruchten of bloesemdragende bomen vormen ze soms grotere groepen. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit nektar, stuifmeel, vruchten, insekten en hun larven en soms ook miereneieren. Tijdens het voedselzoeken zijn de vogels relatief stil en onopvallend. Dit in tegenstelling tot wanneer ze vliegen. Ze vliegen meest boven de boomtoppen en zijn dan zeer luidruchtig. In de ontoegankelijke gebieden zijn de vogels schuw en zeer voorzichtig. Ze kunnen echter snel vertrouwelijk worden.

Algemeen
De Zwartkaplori, Lorius l.lory waarvan de Jobilori een ondersoort is, behoort tot de mooiste en interessantste lories, die eigenlijk in geen enkele collectie mag ontbreken.
Zijn formaat kan echter bij menigeen tot huisvestingsproblemen leiden.
De luide roep is van dien aard dat dit moeilijkheden kan geven door eventuele “geluidsgevoelige” buren.
De Zwartkaplori heeft verder een zeer speels karakter en bezit een groot imitatietalent. Ons mannetje heeft bijv. de gewoonte om zeer natuurgetrouw de kat te imiteren. Ook heeft hij nog diverse fluittonen op zijn scenario en prevelt hij nog enkele woorden.
Knagen doen deze vogels erg graag. In onze volière zijn daarom hier en daar extra knaagstokken bevestigd. Zo nu en dan worden er verse wilgentakken verstrekt.

Onze vogels zijn vanaf het begin van de middag tot in de late avond het meest actief en laten dan ook regelmatig hun krachtige stem horen. De rest van de dag zitten ze meestal in de binnenvolière te rusten.
Aangezien de Zwartkaplori zeer aggressief kan zijn, is het af te raden ze in een gezelschapsvolière te houden. Alleen jonge vogels hebben we tesamen met andere jongen gehouden.
Wanneer de vogels broedrijp worden (leeftijd 3 à 4 jaar), is het raadzaam om ze als paar te gaan huisvesten.
Er wordt soms geschreven dat de Zwartkaplori bij een temp. van tenminste 20 C gehouden moet worden. Zelf houd ik in het nachtverblijf een min. temp. aan van 10  C. Ik heb er nog geen nadelige gevolgen van ondervonden. Zelfs bij vorst en sneeuwval zoeken de vogels regelmatig de buitenvolière op. Alleen bij vochtig weer, wat bij ons nogal eens voorkomt, blijven ze meestal in de binnenvolière. De nestkasten blijven gedurende het gehele jaar in de volière hangen, en worden bijna door alle vogels gebruikt om in te slapen.

Voeding
Gedurende de eerste jaren dat we lori’s hielden, voerden we een zelfgemaakte brei. Deze bestond uit verschillende soorten baby- en kindervoeding, fruit, groenten enz. In 1991 zag ik bij een Nederlandse kweker het kant en klaar produkt van “Aves Product” B.V. (NL). Dit poeder mengt men met koud water en is daarna klaar voor gebruik. Volgens de fabrikant zijn toevoegingen van bijv. fruit en vitaminen niet nodig. Het toevoegen van vitaminen kan zelfs schadelijk zijn, aangezien het om een kompleet voer gaat. Ondanks dat we met ons eigen produkt ook goede ervaringen hadden, zijn we toch overgegaan op Avesvoer. Het voer is nml. snel klaargemaakt en de hoeveelheid pap die gegeten wordt, is ongeveer de helft van ons eerder verstrekte voer. Hierdoor is de hoeveelheid uitwerpselen natuurlijk ook minder en dat brengt weer minder werk met zich mee. Voor ons bestand, dat bestaat uit 10 grote en 10 kleine tot mindergrote paren, zijn dagelijks ongeveer 3½ normale koppen poeder nodig. Dit wordt tot 2800ml. aangelengd. De kosten van het voer bedraagd dan ongeveer 4,-DM. per dag: De Jobilori’s krijgen 200 – 250 ml. per paar. Dit is afhankelijk van de weersgesteldheid. Er wordt ’s morgens gevoerd tussen 6.30 en 9.00 uur. Tegen 20 uur ’s avonds is de voerbak geheel leeg. Is het wat eerder op dan worden er enkele stukjes appel verstrekt. Tussendoor geven we zo nu en dan wat onkruiden, groenten of fruit uit onze eigen tuin.
Tot op heden hebben we nog geen problemen gehad met verzuurd voer. Bij de Musskenbroekloris, die wat minder pap eten, wil het nog wel eens voorkomen dat er ’s morgens nog pap over is. Dit is dan verzuurd zodat de vogels het niet meer aanraken. Het voer dat ik eerst verstrekte, verzuurde vrij snel. Vooral bij vochtig, warm weer. Op die dagen werd dan ook twee keer gevoerd. Voor de opfok van jonge vogels wordt Aves-Loristart gebruikt. Allereerst voerden we dit alleen aan de grotere soorten, later ook aan de wat moeilijkere soorten. Het voer wordt verstrekt in geglazuurde schaaltjes. Schoon drinkwater krijgen de vogels om de anderste dag. Iedere maand geven we een kuur met het preparaat “Moronal” of “Lederle”(werkende stof Nystatine)) om candida (=schimmel) te voorkomen. Per vogel worden ca. 10 druppels door het voer gemengd; dit gedurende 5 dagen. Ter versterking van de darmflora, wordt 2 maal per week “Biogarde” yoghurt door de pap gemengd (ca. 10% van de pap , en wat minder Avespoeder). De Biogardeyoghurt bezit behalve eiwitten, koolhydraten, calcuim, B2 en B12 vitaminen, belangrijke levende bacterie culturen.

Huisvesting
Mijn volieres zijn gebouwd in een lange rij. De buren van de Jobilori’s zijn de Rode lori’s, Eos bornea, en de Koningslori’s, Eos cyanogenia.  De binnenvoliere is 1 m. breed, 1.80 m. lang en ongeveer 2 m. hoog. Het onderste deel van de tussenwanden is gemetseld, het bovenste gedeelte bestaat uit dubbelwandig gaas. De wanden en bodem zijn bekleed met tegels. Op de bodem liggen houtkrullen. Door een kleine opening van 10×10 cm. kunnen de vogels naar buiten. De buitenvolière’s zijn 2.5 m. lang, en hebben kiezel als bodembedekking. De binnenvolière’s worden in de winter op een minimumtemp. van 10  C gehouden. De verlichting brandt tot 20:00 uur en schakelt daarna over op dim verlichting.
Een beregeningssysteem zorgt voor de noodzakelijke verenonderhoud en enige afkoeling.

Paren
In 1985 kregen we de eerste Zwartkap. Ze waren groot en zaten prachtig in de veren. Het enigste probleem was, dat het 2 verschillende soorten bleken te zijn. Dit probleem erkende ik pas later omdat ik nog niet van verschillende ondersoorten op de hoogte was. Mettertijd werd geprobeerd steeds meer ondersoorten a.d.h. boeken, foto’s, vogelparken etc. vast te stellen. Helaas werden er vele meningen op na gehouden die ver uit elkaar lagen. Ondertussen kreeg het broedpaar verscheidene malen jongen. Deze kruisingen hebben roodgele ondervleugels, bovenaan vermengt met wat blauwe veertjes. Het borstschild is scherp afgegrensd zoals bij Lorius L.Erythrothorax. Tijdens een bezoek aan het Leidse museum, kreeg ik de mogelijkheid om enkele balgen te fotograferen. Zo kon ik mijn vogels onderbrengen als: 1.0 L.l.Lory (nominaatform), 0.1 L.l.Jobiensis (Jobi……lorie). In het museum kregen we ook balgen van jonge vogels te zien die op de jongen van ons leken. Ze werden L.l.Major genoemd. Omdat deze naam niet in alle boeken als een op zich staande soort wordt vermeld, twijfel ik ook aan deze naam. Het verspreidingsgebied van de L.l.Lory is relatief groot en kruist het gebied van L.l.jobiensis zodat, volgens mijn visie, in de vrije natuur ook kruisingen kunnen voorkomen  (die op onze jongen en de balgen van het museum lijken). Ondanks de 6 jaren die ons broedpaar samen geweest is (van de jaren daarvoor weten we niets), hebben we besloten ze uit elkaar te halen en te voorzien van een patner zodat in de toekomst zuivere jongen geboren worden. In de eerste week van juni 1991 vond er in Walsrode een converentie van lorieliefhebbers plaats. Tijdens een rondgang door het park zag ik in het lorieverblijf één L.l.jobiensis. Na ruggespraak met de leiding bleek het een mannetje van 1985 te zijn. De vogel werd gekocht en thuis bij het vrouwtje gezet. Enkele dagen daarvoor had ik de patner in een ander ruimte gezet zodat er geen oogcontact meer was. Het roepen naar elkaar bleef echter mogelijk. Het vrouwtje gedroeg zich zeer aggressief tegen het nieuwe mannentje. Ik heb haar eruit moeten vangen en in het nachthok in een kooi van 40 x 40 x 40cm. gezet. Het mannetje kon nu rustig zijn nieuwe leefomgeving bekijken en het vrouwtje observeren. Na een week werd het deurtje van de kooi opengezet. Weer ging de pop achter de man aan. Dit keer echter niet zo heftig en de man bleek meer van zich af te bijten. Om moeilijkheden te voorkomen, keken we af en toe even hoe het paar met elkaar omging. Er kwamen wel kleine pesterijtjes voor en gedurende enkele maanden gebeurde er dan ook niets. De man balste veel rond de pop maar deze vond er blijkbaar niets aan. Ze dulde de man ook niet in de buurt van de nestkast. Enkele weken later kwam hij nog niet verder dan de opening. De Zwartkaplori, de vorige patner van het vrouwtje, was ondertussen verkocht omdat hij toch teveel stoorde (gehoorkontakt). De eerste toenaderingen werden rond 29-01-92 gezien. De pop liet het dit keer toe. Ondertussen heb ik de man laten endoscoperen omdat ik vermoedde dat het misschien een pop zou zijn. Dit bleek gelukkig ongegrond. Op 25-02-92 zaten beide vogels tegen elkaar en poetsten ieder het verenkleed van de patner. Eindelijk kwam er schot in. Er werd door beide vogels gebalst. Ze voerden elkaar en begonnen de nestkast, grondig te onderzoeken.

De kweek
Nestkasten maak ik van ca. 20mm. dikke multiplex platen in een L-vorm (s.Skizze). De nestkast van ons paar hangt in het binnenhok aan een stenen muur vlakbij het doorvlieggat zodat er nogal wat licht in het nest valt.

Op de bodem werd houtmolm van afgestorven boomtakken gebruikt die de vogels verder versnipperden. Op 20-03-92 en 24-04-92 werden er legsels gevonden maar helaas onbevrucht. Op 11-06-92 volgde het derde legsel en nu bleek het raak te zijn. De man bracht de meeste tijd in het nest door of zat in het vlieggat. Tijdens de eerste kontrole op 25-06-92 zag ik dat de eieren bevrucht waren. Er volgden geen kontroles meer omdat de pop niet zo vast broedde. Men zag haar ‘s morgens geen pap meer eten zodat aangenomen werd dat de man haar verzorgde. Op 03-07-92 zag men beide vogels weer eten. Ik kontroleerde het nest en vond een 1 à 2 dagen oud lorijong. Enkele dagen later volgde het tweede jong. Het ouderpaar was tot de geboorte van de jongen vrij tam. Ze kwamen op je schouder zitten, lieten zich krabbelen en reden mee op het voederwagentje. Nu er echter jongen waren, werden ze van dag tot dag agressiever. Ze hapten naar alles wat te dicht in de beurt kwam. Het voeren verliep echter nog vreedzaam.    
De jongen hebben de eerste dagen een dunne, witte dons. Op de derde dag hoorde ik vanuit het nest bedelgeluiden. Na 14 dagen volgde er een kontrole en bleek het dons grotendeels verdwenen te zijn. De jongen waren naakt waardoor men duidelijk de zwarte    FEDERKIELE?   onder de huid kon zien. De ouders zag ik niet meer zoveel in het nest. Het verdere verloop heb ik puntgewijs genoteerd.
16-07 Voerverbruik 220ml., geringd met 8.5mm. ring
19/22-07 Gewicht 130 + 150gr.
26-07 Gewicht 140+160gr., voerverbruik 500ml.
07-08 Gewicht 170+190gr., Uit het nest worden geluiden waargenomen.
14-08 Gewicht 200+210gr., voerverbruik vermeerderd-verminderd-vermeerderd etc., jongen hebben bijna een volledig verenkleed.
30-08 Gewicht onveranderd, de jongen werpen een blik door de nestopening.
01-09 De jongen zijn vanmorgen voor korte tijd het nest uitgeweest. Ze kunnen al vliegen en proberen zelfstandig te eten. Ze brengen het grootste deel van de dag in het nest door.
12-09 De jongen zijn nog maar weinig in het nest te vinden, vliegen veel naar buiten, ouders verzorgen ze nog wel. Aan de onderkant van de vleugels zitten geen blauwe veertjes, er is nog wel wat grijse dons te zien. Aan de hals zijn enkele veren geplukt. Voerverbruik ’s morgens 300ml. en ’s avonds tegen 17.u. krijgen ze nog 250ml. Het nestmateriaal moet ieder week vernieuwd worden omdat het doornat is.
02-10 De jongen zijn bij de ouders weggehaald.  

Slotopmerkingen
In de toekomst zullen we steeds meer op nakweek terug moeten vallen. Iedere kweker moet er derhalve naar streven om zoveel mogelijk raszuivere vogels te kweken. Bij de Jobilori is dit erg belangrijk omdat er maar zeer weinig goede broedparen aanwezig zijn.

literatuur
MIVART, G (1896) A monograph of the Lories, F.R.S. London Herdruk Fundacef Verlag 1992

ARNDT, T (1991/1992)

Door Paul en Andrea Tiskens, Duitsland.
Met toestemming overgenomen uit Lori Journaal.

error: Content is protected !!