De Musschenbroeklori, Neopsittacus musschenbroeki.
Door Rosemary Low.
Met toestemming overgenomen uit Lori Journaal.
In 1986 werden er in Engeland
enkele Musschenbroeklori’s geïmporteerd. Ze waren ongevraagd in een zending
beland die door een handelaar besteld was. Omdat er geen geldige documenten bij
deze vogels aanwezig waren, werden ze in beslag genomen. Wat er daarna gebeurde
was uiterst ongebruikelijk. Omdat de verzorging van deze lorisoort anders is in
vergelijking tot de overige lorisoorten, en omdat het de eerste commerciële
overdracht binnen Groot Brittanië was, werden voorbereidingen gemaakt
betreffende douane en accijns betalingen en werden enkele aviculturisten in de
gelegenheid gesteld om enkele van deze vogels te kopen. De normale procedure
zou zijn geweest dat de vogels allemaal aan dierentuinen werden overgedragen.
Het mannetje van het paar waar dit artikel over handelt was afkomstig uit deze
zending. Ik kreeg hem korte tijd na import. In het daarop volgende jaar
verhuisde ik naar de Canarische eilanden en de vogel verhuisde met mij mee. In
1995 keerde ik terug in Groot-Brittanië en het mannetje ging wederom mee maar
nu samen met een ander wildvang mannetje uit 1986. Op de Canarische eilanden
heeft een van deze twee mannetjes regelmatig voor nageslacht gezorgd. Omdat
geen van deze vogels geringd waren ben ik niet zeker welke van de twee het is
geweest. Wat ik wel weet is dat het desbetreffende vrouwtje al op de Canarische
eilanden is overleden.
In november 1996 had mijn andere paar twee jongen. De eieren had ik hiervoor
moeten verplaatsen onder mijn Meyerlori’s, Trichoglossus f. meyeri, omdat het
mannetje de gewoonte bezit de eieren te breken. Het bleken een mannetje en een
vrouwtje te zijn en ik heb ze bij elkaar gelaten tot ze 18 maanden oud waren.
Het wildvang mannetje was al een lange periode alleen geweest, en ik was blij
dat ik hem kon koppelen aan het jonge vrouwtje uit 1998. Sommige
Musschenbroeken, en zeker de vrouwtjes, kunnen behoorlijk agressief zijn. Nadat
ik het mannetje een tijd lang in een aparte kooi voor de kooi van het vrouwtje
had laten staan, heb ik ze om die reden ook nauwlettend in de gaten gehouden
toen ze eenmaal bij elkaar zaten. Gelukkig waren ze vanaf het begin dikke
maatjes van elkaar.
Ze waren in een kleine buitenvolière onder gebracht met een afmeting van 2
meter lang, 1 meter breed en 1,8 meter hoog. Het was één van de vier volière’s
die aan een servicegang grenzen. Tijdens de winter wordt het in zijn geheel
afgeschermd met dik plastic dat gemonteerd is op houten frames. Tijdens de
warmere periode, van mei tot september, worden de frames verwijderd.
In de loop van 1999 heb ik herhaaldelijk gezien dat het mannetje het vrouwtje
in het nest probeerde te lokken. Er waren meerdere periodes dat beide vogels
voor langere tijd in de nestkast verbleven maar er werden nooit eieren gelegd.
In maart 2000 ben ik bijna de gehele maand weggeweest zodat ik de gedragingen
van het paar niet heb kunnen volgen. Bij thuiskomst bleek dat beide vogels in
het nest zaten. Na nestinspectie bleken er 2 eitjes gelegd te zijn. 13 April ‘s
morgens, tijdens het voeren, kwam het vrouwtje niet uit het nest. Dit was niet
normaal omdat ik in de morgen wasmotlarven voer wat haar favoriete voer is.
Toen ik in het nest keek ontdekte ik een net uitgekomen jong. Bij de volgende
nestcontrole op 17 april waren er 2 jongen.
Het dieet bestaat uit nectar, waarvan slecht weinig wordt gegeten, een
zaadmengsel bestaand uit kleine gestreepte zonnebloempitten, safloorpitten een
kleine hoeveelheid hennep en af en toe pinda’s. Iedere dag krijgen ze appel en
wortel en in het seizoen ook granaatappel. Op afwisselende dagen in de week
krijgen ze geweekte rozijnen, zoete maïs, peer, trosgierst, gekookte aardappel
en brood (geen wit). Hun favoriete voer is wasmotlarven, gekookte aardappel en
walnoten.
In tegenstelling tot andere lori’s, hebben de Musschenbroeklori’s een hoog
gehalte aan vet nodig. Over hun voedingswijze in de vrije wildbaan is slechts
weinig bekend maar ik ben er van overtuigd dat ze veel larven eten. Ze bezitten
een sterke snavel waarmee ze zonder probleem verse takken tot pulp kunnen
verwerken. Het zijn echte houthakkers.
Toen de jongen uit kwamen stopte de consumptie van de zaden direct en de
hoeveelheid nectar die gegeten werd was even weinig als voorheen. Wasmotlarven
en zoete maïs was het meest favoriet samen met trosgierst. Na vijf dagen kwam
het vrouwtje uit het nest als ze me hoorde aankomen en ging dan als een
bezetene op zoek naar voer.
Ik begreep haar hint en heb de hoeveelheid wasmotlarven en vet voer verhoogd.
Ik heb walnoten geweekt en in kleine stukjes gemaakt en deze samen met droge
hennepzaden gevoerd. Geweekte zonnebloempitten bleven onaangeroerd evenals
appel sinasappel en rozijnen. Toen de jongen twee weken oud waren kregen ze zes
keer per dag acht wasmotlarven. Het overige hoofdvoer tijdens de opfok van de
jongen was zoete maïs, geweekte vijgen, wortel, hennep en trosgierst en een
kleine hoeveelheid gekookte nieuwe aardappels.
Alles ging voorspoedig tot ik op 23 mei één van de jongen dood in het nest
aantrof. Ik kon geen oorzaak ontdekken. Overtuigd dat de ouders niet de oorzaak
waren, besloot ik het overgebleven jong in het nest te laten. Autopsie wees uit
dat het beendergestel zeer dun was, wellicht een aanwijzing op een calcium
tekort en het bleek een vrouwtje te zijn. Het andere jong is DNA gesekst en
behoort tot het mannelijk geslacht. Beide jongen waren nogal geplukt door de
ouders. Ze waren erg nerveus en krijsten op een niet lori manier als ik het
nest inspecteerde. Ik had de jongen alleen in de hand gehad om ze te ringen.
Tijdens het krijsen van de jongen gedroegen de ouders zich erg nerveus. Later
werden ze rustiger wetende dat er geen gevaar dreigde. Gedurende de laatste
opfokperiode heb ik geweekte haver aan het dieet toegevoegd. Op 6 juni verliet
het jong het nest. Ik heb hem de eerste 2 avonden terug in het nest moeten
plaatsen. Daarna keerde hij er zelf in terug net voordat het ging schemeren. Op
10 juni had hij een ongeluk wat hem het leven had kunnen kosten als ik niet nog
steeds 6 keer per dag voerde. Ik trof hem aan met zijn kop tussen een tak en
het gaas in geklemd. Toen het bevrijd was vloog hij direct naar een zitstok als
of er niet gebeurd was. Ik neem aan dat hij dus niet lang in de beklemmende
positie heeft gezeten. Op 12 juni zag ik hem voor de eerste keer zelf eten. Hij
nam wat gekookte aardappel tot zich. Tot dat moment bleef hij altijd achter in
of ergens in het midden van de volière als ik in de buurt was.
Op 16 juni werd hij door zijn moeder bij de voerbak weggejaagd. Het was een
waarschuwing die niet ongegrond was. Ik ving het vrouwtje er uit en plaatste
het in een lege volière er tegenover. Bij een aantal, bij mij bekende, gevallen
is één van de jongen net na het verlaten van het nest dood aangetroffen in de
volière. De vrouwtjes zijn doorgaans agressiever dan de mannetjes, en in mijn
opinie zijn zij als schuldige voor dit soort incidenten aan te wijzen. Ik neem
tevens aan dat de jongen “bang” zijn voor de volwassen vrouwtjes. Het
werd door het mannetje gevoerd en bedelde nooit om voer bij de moeder. Op 19
juni heb ik het jong voor de eerste keer nectar zien drinken en trosgierst zien
eten, maar het zachtvoer zoals de gekookte aardappels en de zoete maïs zijn
favoriet.
Ik denk dat het vrouwtje het jong regelmatig heeft geplukt nadat deze het nest
had verlaten omdat pas na 20 juni nieuwe veren begonnen door te komen. Op 24
juni kwamen overal op de geplukte plaatsen veren door; gehele onderbuik,
schouders en kop. Op die dag heb ik het vrouwtje teruggeplaatst bij het
mannetje en het jong in de tegenover liggende volière geplaatst. De volgende
dag at hij wasmotlarven, iets waarvoor hij nog niet eerder gelegenheid had
gehad omdat de ouders hem van hun favoriete voer weg hielden. Het gedrag dat
deze soort vertoont tegenover hun jongen is zo totaal anders dan het
liefdevolle gedrag van de overige lorisoorten en vooral van dat van de Charmosyna-soorten.
De Musschenbroeken lijken wat dat betreft in sommige opzichten op de
vijgpapegaaien.
Het meest belangrijke aspect over het houden van Musschenbroeklori’s is
waarschijnlijk dat ze erg territoriaal zijn en daarmee moet dus rekening
gehouden worden. Als meerdere paren worden gehouden, is het raadzaam om er voor
te zorgen dat ze elkaar niet kunnen zien. Er is een geval bekend waarbij een
kweker 2 paren had ondergebracht in volières gescheiden door 2 andere volières
met andere soorten erin, en toch werd een aantal dagen later alle 2 de
vrouwtjes dood in het nest aangetroffen, waarschijnlijk gedood door de mannen.
Toen ik door omstandigheden gedwongen was om 2 paren en 2 losse mannen in
dezelfde vogelkamer onder te brengen, begonnen de vrouwtjes al snel zichzelf te
plukken. Ze plukten zichzelf zo ernstig dat de veren op hun onderbuik nooit
terug kwamen. Het mannetje van één dezer paren vernielde onmiddellijk nadat het
vrouwtje gelegd had de eieren. Vanwege haar kale onderlichaam is het alleen in
de korte warme periode van juni tot oktober mogelijk om haar in een
buitenverblijf onder te brengen. Opvallend is dat hier, waar geen andere
Musschenbroeken in zicht zijn, geen eieren sneuvelen. Musschenbroekvrouwtjes
zijn moeilijk om aan een man te koppelen. Ik had een broer en zus samen, totdat
ik een andere man in mijn bezit kreeg. Helaas heeft het vrouwtje hem 3 weken
later gedood. Toen ze weer met haar broer werd herenigd volgde direct een
paring. De talloze legsels van het vrouwtje waren allemaal onbevrucht. Het
mannetje is gestorven voordat het 8 jaar werd. Enkele maanden voordat hij dood
ging had het al problemen met de ademhaling. De staart bewoog op en neer bij
iedere ademhaling. Bij autopsie bleek een opgezwollen lymfeklier de
bloedtoevoer naar de longen afgeklemd te hebben wat uiteindelijk de
doodsoorzaak moet zijn geweest.
Sommige mensen beschrijven de Musschenbroeklori als makkelijke kweekvogel. Het
zijn zeker mooie vogels die een plezier zijn om ze te houden. Zeker als ze
vliegen is het scharlaken-rood in de vleugels zeer opvallend, waardoor ik mij
verbaas dat er geen grotere interesse in deze soort bestaat. Ik heb de ervaring
dat wildvang vogels snel tam worden en wasmotlarven uit de hand komen eten. In
gevangenschap gekweekte vogels zijn vrijwel direct tam.
Ik wil een oproep plaatsen aan andere kwekers met de Musschenbroek om van een
nest alle gegevens bij te houden. Dergelijke gegevens kunnen een beter inzicht
verschaffen over deze interessante soort en kunnen een waardevolle aanvulling
zijn op latere artikels.