Het kweken van de Rajah lori, Chalcopsitta atra insignis, in het
Palmitos Park
Door Rosemary Low,
De meeste lorikwekers waren van oorsprong aangetrokken tot deze vogels door hun
brilliante kleuren – maar het was de zwarte lori, Chalcopsitta atra waardoor
mijn interesse werd gestimuleerd. In de late 1960s bezocht ik de onlangs
overleden mevr. Nell Howard van Wolverhampton die een prachtige collectie
parkieten had. Tussen deze collectie was een losse zwarte lori, die tamelijk
tam was. Ik was geboeid door de persoonlijkheid van deze vogel en kon deze
vogel niet vergeten; in die tijd was mijn interesse hoofdzakelijk bij de
tropische parkieten.
De zwarte lori was toen een zeldzame vogel in de avicultuur. In 1970 liet de
onlangs overleden mevr. Stephanie Belford me een lijst zien die ze ontvangen
had van een handelaar in Singapore en vroeg ze me of er iets op deze lijst
stond wat mij interesseerde. Ik zei “Ja, de zwarte lori’s”. Twee
vogels van deze soort, welke later beiden poppen bleken te zijn, werden dus mijn
eerst lori’s. Om de waarheid te vertellen, ik was een beetje teleurgesteld in
ze omdat ze zo wild waren. Ik heb nu geleerd dat in het wild gevangen volwassen
lori’s een aantal jaren nodig hebben om te wennen aan gevangenschap. Toch, meer
dan 20 jaar later, is de Chalcopsitta atra nog steeds een van mijn favoriete
vogelsoorten. Het is opvallend hoe intelligent ze zijn en hoeveel genegenheid
tamme vogels aan hun verzorgers tonen. Uiteindelijk schafte ik een mannetje
aan; de eerste jongen die dit paar voortbracht, een door de ouders
grootgebrachte pop, hield ik in een grote kooi in mijn huis. Er was geen
voornemen haar tam te maken en ze bleef afstandelijk tot ze zes maanden oud
was. Toen werd ze tam – uitzonderlijk tam. Ze was waarschijnlijk de meest aardige
en toegenegen vogel die ik ooit gehouden heb. Later ontdekte ik dat dit typisch
is voor de zwarte lori’s wanneer ze met de hand grootgebracht zijn of in dichte
nabijheid van mensen leven.
Nu ik deze soort zo geprezen heb, moet ik toegeven dat ze ook een groot nadeel
hebben – ze produceren het vreselijkste geluid van alle lori’s. Het is een erg
luide en doordringende, scherpe schreeuw. Ik kan me niet herinneren dat ik dit
had met mijn tamme pop; broedende paren daartegen zijn extreem luidruchtig
vooral mannen die hun nest-gebied verdedigen.
De nominaat vorm, de zwarte lori, komt behalve in het westelijke gedeelte van
de Vogelkop, West Irian, ook op de eilanden van Batanta en Salawati voor. De
vogels van het Misool eiland behoren gewoonlijk tot de ondersoort bernsteini
met rood-paarse markeringen op het voorhoofd, de dijen en de blauwere romp. De
enige, niet te miskennen ondersoort is de Rajah welke voorkomt in het oostelijk
gedeelte van de Vogelkop het eiland Amberpon en op Onin en Bomberai het
schiereiland. Volwassen vogels zijn erg mooi, met hun contrasterende
scharlakenrode voorhoofd (een smalle lijn), dijen en ondervleugelbevedering.
Deze kleur ontstaat langzaam over een periode van waarschijnlijk vier of meer
jaar. Ik kan me voorstellen dat het bij de Geelstrepen lori, C.scintillata
zelfs nog langer duurt voordat ze de volle schittering van de kleur van
volwassen vogels krijgen.
Van een ongeveer twee jaar oude vogel, welke ik van dichtbij observeerde waren
de wangen gedeeltelijk rood maar het voorhoofd nog niet. Er was een rode vlek
op de eerste negen vleugelpennen zichtbaar. Deze vlekken waren het grootst op
de pennen vier tot zeven, waar het rood aan de top van de vlek werd gemarkeerd
met geel. De grote ondervleugeldekveren waren rood in het midden. De band van
de vleugel was wijnkleurig zwart en rood en de dijen waren rood aan de
binnenkant. De onderstaartveren waren zwart. De basis van de veren op de keel
en de boven borst waren rood.
Mijn ervaring met zwarte en Rajah lori’s in gevangenschap zijn dat ze
uitsluitend nectar en fruit eten. In dit opzicht verschillen ze van de Lorius
soorten, welke bijna allemaal alleseters zijn. Terwijl mijn geelstrepen lori’s
met graagte vers graan opnemen of ze jongen hebben of niet. Zwarte lori’s tonen
daar geen interesse voor. In het Palmitos Park krijgen de lori’s tenminste
eenmaal per dag vers fruit. Ze krijgen vaker fruit als ze jongen hebben of als
ze gaan broeden. Gedurende de drie of vier maanden van het jaar dat het fruit
van de stekelige peercactus voorhanden is ontvangen zij dit hoofdzakelijk,
omdat het hun favoriete fruit is. In andere seizoenen krijgt elk koppel
dagelijks een door midden gesneden hele appel, een peer, een banaan, of
beschikbaar fruit zoals guavas. Wanneer de Rajah lori’s jongen groot brengen
wordt de aangeboden hoeveelheid fruit aanzienlijk vergroot omdat ze dan geen
graan of andere voedingsmiddelen eten.
Gedurende de afgelopen twintig jaar had ik kweekkoppels zwarte lori’s onder
mijn hoede zowel in mijn eigen collectie als in het Loro Parque en verder een
paar Rajah’s in het Palmitos park. Een tweede “paar” bestond uit twee
vrouwtjes. Zij functioneerde als pleegouders bij het groot brengen van twee
groennek lori’s, Trichoglossus h.haematodus in een nest, en een zwartkap lori,
Lorius lory in een ander geval. De eerste groennek lori’s en zwartkap lori’s
werden uitgebroed door de Rajah lori; de tweede groennek lori werd naar hun
nest overgeplaatst toen het twee dagen oud was.
Het legsel bestaat uit twee eieren en de broedtijd bedraagt ongeveer 25 dagen.
De jongen verblijven ongeveer 10 tot 11 weken in het nest. Een koppel in het
Loro Parque waarvan de pas uitgekomen jongen vroegtijdig weggehaald moesten
worden, produceerden in 1987 en 1988 vier legsels. Dit resulteerde in 6
uitgekomen jongen en 5 grootgebrachte in 1987, en 8 uitgekomen jongen en 6
grootgebrachte jongen in 1988. Wanneer men de koppels hun eigen jongen laat
groot brengen dan zullen er één of twee broedsels plaats vinden.
De Rajah lori was uitermate zeldzaam in avicultuur tot de late jaren 80 toen er
enkele zijn geïmporteerd in Europa. Ik realiseer me dat dit onvolwassen vogels
waren, die nu met broeden starten. In het broedcentrum van het Palmitos Park,
hebben twee poppen voor het eerst gelegd in 1992. Het vrouwtje van het
raszuivere paar had haar eerste twee eieren op 19 april gelegd; ze zijn
uitgekomen op 13 en 14 mei, bij een minimale broedperiode van 25 dagen voor het
tweede ei. De pas uitgekomen kuikens wogen 5 en 6 gram; ze hadden donker grijs
dons, donkere poten en een donkerbruine snavel. Het tweede kuiken stierf op de
tweede dag (oorzaak onbekend). Het andere kuiken werd daarom weggehaald en met
de hand grootgebracht.
Gelukkig was het mogelijk de jonge Rajah met een andere Chalcopsitta groot te
brengen. Het tweede kuiken, uitgekomen is bij mijn eigen paar geelstepen was
verstoten door de ouders. Het samen groot brengen van de Rajah lori en
geelstreep lori betekende dat geen van beiden in die mate geïmprenteerd zou
zijn dan wanneer ze alleen groot gebracht zouden worden. Ze werden zomin
mogelijk aangeraakt, desondanks leerden ze het bedelen om voer niet snel af. Na
maanden richten ze hun koppen (om te bedelen) op wanneer ze mij zagen. De jonge
Rajah lori zat voor het eerst op stok na 67 dagen, hij at toen ook voor de
eerste keer zelf – een erg late leeftijd voor een lori. Vanaf dat ogenblik at
het warm voorbereid voer en stopte we het voeren met de lepel. De vogel woog
toen 215 gram. Zijn zwaarste gewicht was 220 gram tussen dag 70 en 74. Na 83
dagen woog hij 213 gram. Hij verliet de opfokruimte (met de geelstreep lori) na
91 dagen.
Ongeveer 4 weken nadat het in leven gebleven kuiken verwijderd was legde het
pop opnieuw; er lagen 2 eieren in het nest op 21 juni; ze kwamen uit op 12 en
14 juli. Op dat moment was ik te druk bezig met handopfok en met het
controleren van nesten met kuikens, zodat het niet mogelijk was de kuikens
regelmatig te wegen. De enige gewichten die ik geregisteerd heb voor deze 2
kuikens zijn 85 gram en 81 gram (lege krop) op 11 augustus, toen ze 30 en 28
dagen oud waren. Op 23 augustus (42 en 40 dagen) wogen de kuikens 168 gram
(voedsel in krop) en 143 gram (lege krop). Het begin gewicht vind ik erg laag
voor lori’s van deze grootte. Ze waren een beetje kleiner dan ze zouden moeten
zijn op het moment dat ze het nest zouden verlaten (na ongeveer 82 dagen – de
precieze datum is niet genoteerd) De slechte groei werd waarschijnlijk
veroorzaakt door de ouders die alleen nectar voerden. Deze jongen werden
geringd met gesloten 7.5 mm. ringen op de leeftijd van 23 en 21 dagen.
In 1993 legde de pop op 7 en 10 januari. Een ei, vermoedelijk het tweede kwam
uit op 3 februari na een broedduur van 24 dagen. Het kuiken werd weggehaald
voor handopfok op 8 maart omdat het werd kaalgeplukt. Het woog toen slechts 80
gram. Gelukkig nam het snel in gewicht toe – 105 gram op 15 maart, 141 gram op
22 maart, 150 op 29 maart, 187 gram op 5 april. Op 9 april werd het jong van de
broedkooi in een normale kooi overgeplaatst, waar het de mogelijkheid had om
zichzelf te voeden met warm voorbereid voer. Dit deed het kuiken onmiddellijk
zodat met de hand voeren niet meer nodig was. Wanneer kuikens starten met zelf
eten, controleer ik altijd de kroppen na het aanbieden van warm voer in een kom
– gewoonlijk vijfmaal per dag. Indien ze niet zelf eten, geef ik ze voer met
een lepel. Maar dit was met dit kuiken niet nodig. Ik heb het nooit meer hoeven
te voeren. In het midden van april plaatste ik hem in de kooi van een jonge
Duivenbode lori, C. duivenbodei, in de handopfokkamer en de twee waren
onmiddellijk vrienden. Ze verlieten de handopfokkamer op 30 april. Op 19
april woog hij 183 gram.
Ondertussen had het broedkoppel Rajah lori’s weer twee eieren gelegd op 11
februari en waarschijnlijk 13 februari. Het eerste ei kwam uit na 25 dagen en
het tweede ei de volgende dag, 9 maart, waarschijnlijk na 24 dagen. Ik was
opnieuw bezorgd dat ze weer niet goed zouden groeien en heb ze daarom op 20
maart verwijderd voor handopfok. Deze twee jongen waren totaal zelfstandig op
de leeftijd van slechts 45 dagen. Na 60 dagen werden ze niet meer aangeraakt,
het was een beetje moeilijk om ze na 70 dagen te wegen. Ze waren onvriendelijk,
aanvallend en ze beten. Twee jonge zwartkap lori’s met wie ze waren
grootgebracht, gedroegen zich niet op zo’n opstandige manier. Op deze leeftijd
waren de Rajah lori’s prachtig, met diep mauve rompen en steenrood onder de
vleugels. Ongeveer twee weken nadat ze zelfstandig begonnen te eten, was het
noodzakelijk hun kopveren te wassen; los van dit, een dagelijkse besprenkeling
met warm water hielden ze hun verenpak in goede conditie. Op de leeftijd van 17
en 16 dagen werden ze geringd met een 7.5 mm. ring.
Lori kuikens werden met de hand opgefokt met een mengsel van Milupa baby granen
en Nekton-lori gemengd met water; soms vermengd met rijpe papaya’s. Als de
jongen twee of drie weken oud zijn worden tarwe granen toegevoegd aan het
mengsel. Als ze zeven of acht weken oud zijn voeg ik ook ons huisgemaakte
opfokvoer toe: hard gekookt ei, wortel, zes-granen brood en kaas met een laag
vetgehalte.
Op 12 april broedde de pop op 2 nieuwe eieren, waarvan er één op 5 mei uitkwam.
Het andere ei was een beetje beschadigd, hetgeen resulteerde in een
vroegtijdige embryosterfte. Op het moment dat het tweede ei zou zijn uitgekomen,
kwam er een ei uit van een zwartkap lori in de broedmachine.
Ik plaatste het kuiken in het nest van de Rajah lori en het werd direct
geaccepteerd. Op het moment van dit schrijven is het Rajah jong 47 dagen oud,
weegt 170 g., en zit onberispelijk in de veren. De zwartkap, die 141 g. weegt,
doet niet voor de Rajah lori onder.
Een interessante ontwikkeling was de productie van een jong door de twee
“vrouwtjes”. Ze waren destijds gesext als paar. Ik vind insignis,
niet zoals de nominaatvorm, onmogelijk op het gedrag te sexen. Na het leggen
van zoveel onbevruchte eieren was ik overtuigd dat ze niet correct gesext
waren. Normaal ben ik niet zo argwanend, maar een eerder gesext
“paar” Chalcopsitta lori’s bewezen later twee vrouwtjes te zijn. Op
het moment van dit schrijven groeit het jong van het tweede paar Rajah’s
voorspoedig. Op een leeftijd van 13 dagen weegt het met de krop vol 60 g.
Ik ben dan ook zeer tevreden dat we nu twee kweekparen van deze prachtige lori
hebben.
Jonge zwarte en Rajah lori’s verschillen van volwassen vogels door een witte
huid rondom het oog en de ondersnavel. Dit verandert naar lichtgrijs na
ongeveer vijf maanden. De iris is donkergrijs en verandert in lichtgrijs met
een buitencircel van matbruin na ongeveer vijf maanden. Van totaal volwassen
zwarte lori’s de iris donker bruin met een gele binnenring. Van de volwassen
Rajah, welke ik ken, is het oog niet zo helder van kleur, maar misschien zal
dit komen met de leeftijd.
Het onvolwassen verenkleed, van de Rajah komt bijna overeen met de zwarte lori.
Het rood ontbreekt in het vederkleed, maar in sommige volwassen zwarte lori’s
zijn soms één of twee rode veren lukraak verdeeld. Jonge Rajah’s hebben de
dijen wijnkleurig en een wijnkleurig tintje op de veren van de onderdelen. Ik
baseer deze beschrijving alleen op de jongen die ik grootgebracht heb.
Volwassen Rajah’s zijn spectaculaire mooie vogels – maar mijn favoriete
kleurencombinatie was dan ook altijd zwart en rood. Deze contrasterende kleuren
zullen niet tot uiting komen in totaal begaasde kooien, waarin de meeste mensen
hun lori’s tegenwoordig houden. Onze Rajah’s worden gehouden in 2 m lange
kooien. Ik beleef weinig plezier van het houden van lori’s op deze manier. In
tegendeel, ik kan er geen genoeg van krijgen om naar groepen jonge vogels in
grote inloop-kooien te kijken, in het kweekcentrum en in het park.
Totaal begaasde kooien geven lori’s geen gelegenheid voor activiteiten en
spelletjes welke ze normaal uren volhouden. Lori’s zijn zeer sociale vogels; ze
moeten in een groep kunnen vliegen gedurende een bepaald gedeelte van het jaar.
Misschien zoals de meer rationele kwekers van de Amazones en zelfs de Ara’s,
die hun vogels toestaan om in een groep te vliegen in grote volières buiten het
broedseizoen. Kwekers van sommige soorten lori’s (de kleinere en minder
agressieve vogels, zeker geen Lorius) kunnen dit idee overwegen. Maar de
volière moet dan wel erg groot zijn.