De Oranjeborstvijgparkiet, Cyclopsitta gulielmiterti.
Door Jos Hubers.
Algemeen:
Van de vijgparkieten 2 geslachten onderscheiden, namelijk de Cyclopsitta en de
Psittaculirostris.
Tussen deze geslachten zit een groot verschil in formaat. De Cyclopsitta
soorten zijn afhankelijk van het ras 12 tot 14 cm lang. De Psittaculirostris
soorten zijn 18 cm lang. Het zijn allemaal robuust gebouwde vogels. Dit blijkt
onder andere uit hun gewicht. De Psittaculirostris soorten wegen circa 110
gram, wat zwaar genoemd mag worden in verhouding van hun lengte. Hierbij moet
aangetekend worden, dat de lengte van hun staart relatief kort is; ongeveer de
helft (of minder) van de vleugellengte. Vijgparkieten worden door een vrij
kleine groep, merendeels gespecialiseerde liefhebbers gehouden. De oranjeborst
vijgparkiet is hiervan de minst bekende. Mijns inziens zijn er tot op heden
zeer sporadisch de nominaatvorm Cyclopsitta g. gulieimiterti en de
ondersoort, C.c. fuscifrons ingevoerd. Tussen deze twee rassen zit een groot
formaatverschil. De nominaatvorm is ongeveer 14 cm. lang terwijl de
C.g.fuscifrons maar 11 a 12 cm. meet. Op de foto is het mannetje van de
ondersoort C.g.fuscifrons afgebeeld. Het vrouwtje onderscheidt zich van het
mannetje door een oranje oorvlek achter de zwarte wangen en een oranje-groene
borst. Het mannetje van de nominaatvorm heeft een oranje borst en donkerblauw
voorhoofd. De keel en de zijkanten van de kop zijn lichtgeel. Het vrouwtje
heeft gele wangen, begrenst door een zwarte band. De oorvlekken zijn oranje en
de borst is groenachtig.
Verspreiding:
Volgens Coates (1985) komt de Oranjeborstvijgparkiet veel voor in het zuiden van Nieuw-Guinea, indien daar geen concurrentie is van andere soorten vijgparkieten. In gebieden waar andere soorten voorkomen, is de soort veel minder talrijk of komt er helemaal niet voor. De oranjeborstvijgparkiet komt hoofdzakelijk voor in de laaglanden die met allerlei type bos zijn begroeid. Toch ziet men ze ook in minder dichtbegroeide gebieden, zoals savannen. Volgens Donaghey (1970) die onderzoek heeft gedaan in het zuidoosten van Nieuw-Guinea, is deze soort algemeen in primair bos tot op een hoogte van 500 m.. Meestal komen ze voor in paren of in kleine groepjes. In hun vlucht (die direct en snel is), zijn ze lawaaierig, echter tijdens het fourageren zijn ze rustig.
Voeding in de natuur:
De zaden van vijgen vormen hun hoofdvoedsel. Ze eten echter ook allerlei zaden en vruchten. Bell (1967) zag ze onder ander eten van perzikachtige vruchten. Ook heeft hij een groep van tien vogels in de Port Moresby Botanical Gardens (Zuidoost Nieuw-Guinea) zien eten van de harde houtachtige zaden uit acaciavruchten..
Geluid:
Hun roep in de vlucht klinkt als tseet, Wat met een regelmatige frequentie herhaald wordt. Het kan ook als een scherp chit klinken. Dit wordt steeds 3 keer herhaald. Hun geluid is hoger en zachter dan van de Dubbeloog vijgparkiet, Cyclopsitta diopthalma.
Nestactiviteiten:
Er is nog niet veel bekend over de restactiviteiten. Bell en Coates (1979) vermelden dat in het zuidoosten van Nieuw-Guinea tussen december en juni vogels aan het nestelen waren. Er zijn onder andere nesten gevonden in termietenheuvels.
De Oranjeborstvijgparkiet in avicultuur:
Zo als eerder vermeld worden er 2 rassen (zeer sporadisch) gehouden. Tot zover zijn mij nog geen geslaagde kweekresultaten bekend. In het Loro Parque op Tennerife heeft de nominaatvorm eieren gelegd. Dit heeft echter niet geleid tot uitgevlogen jongen. Zelf heb ik een mannetje van de ondersoort C.g. fuscifrons gehad. Deze hield bijna een jaar een groepje Loriculus spp gezelschap. Het is mij echter niet gelukt een bijpassend vrouwtje voor deze vogel te vinden. De voeding bestond uit kleine zaden, lorivoeding (Aves) en fruit. Wat het laatste betreft was het een slechte vruchteneter. Appel wordt zo nu en dan gegeten, echter vijgen liet hij links liggen. Vijgen heb ik zowel gedroogd, geweekt als vers gegeven. Ondanks het weigeren van de vijgen, was de vogel in blakende conditie. Bijna iedere dag nam hij een bad. Deze dwerg was ondanks zijn formaat de baas in de kooi. Vanaf het eerste moment dat hij zijn intrede deed, boezemde de oranjeborst al ontzag in bij de Hangparkieten. De vogel was in het geheel niet agressief tegenover de andere bewoners.