Mijn ervaringen met de Buru rode lori, Eos bornea cyanonotha
Door
Phill en Roslyn Smith, Australië.
Met toestemming overgenomen uit Lori Journaal.
Algemeen
De Burulori is een ondersoort van de rode lori, Eos bornea. De bornea cyanonotha is de enige ondersoort die duidelijk te herkennen is. De andere twee: b. rotschildi en b. bernsteini zijn zeer moeilijk van de nominaatvorm te onderscheiden en worden tegenwoordig dan ook als dubieus gezien. De Burulori onderscheidt zich van de rode lori (de nominaatvorm = Eos bornea bornea) door zijn formaat en kleur. In plaats van de ca. 28-30 cm die de rode meet is de Buru ongeveer 26 cm. lang. De kleur is veel donkerder rood met uitzondering van de kop. Kruisingen met de rode lori komen we in avicultuur helaas nog wel eens tegen.
De Buru lori komt ,zoals de naam al zegt, voor op het eiland Buru, een eiland van de Molukken. Ze zijn in de vrije natuur gelukkig nog niet zeldzaam maar hun aantal loopt wel terug door de als maar doorgaande exploitatie van de wildpopulatie.
Mijn ervaringen
Na de meeste inheemse lori soorten te hebben gehouden en gekweekt, was ik op zoek naar een nieuwe uitdaging. De mogelijkheid om met uitheemse soorten te starten bood zich in 1997 aan toen ik een mannetje van de rode lori in mijn bezit kreeg. Het bleek één van de soorten te zijn die zeer moeilijk te verkrijgen was. Een vriend van mij was op zoek naar een mannetje en ik besloot om mijn vogel aan hem over te doen in ruil voor een mannetje van de Buru lori. Een andere vriend van mij had een vrouwtje over dat afkomstig was uit één van de laatste importen uit 1995. Het was een 3 jarig vrouwtje afkomstig uit Engeland. Het mannetje was een Australische nakweek en zoals eerder vermeld, is het moeilijker een rode lori te krijgen dan een Buru lori.
Ik had gehoord dat de mannetjes wel eens agressief tegen de vrouwtjes konden zijn, maar om de vogels thuis te krijgen, moest ik ze tijdens het vervoer direct bij elkaar te zetten. Ik heb ze daarna enkele uren nauwlettend in de gaten gehouden en vastgesteld dat er geen agressie was. De volgende dag zag ik tot mijn grote vreugde dat ze samen in de nestkast zaten. Twee weken later was het eerste ei gelegd. De daarop volgende week was een zenuwslopende week in afwachting of de eieren ook bevrucht waren. Op de zevende dag heb ik de eieren geschouwd en ze bleken bevrucht te zijn. De volgende 17 dagen leken een eeuwigheid te duren. Beide eieren kwamen uit en toen gebeurde er iets vreselijks. Na het uitkomen van het tweede ei vermoorden de ouders beide jongen. Dit was een groote teleurstelling, vogels die al binnen twee weken goed met elkaar om gaan en eieren leggen, en dan de jongen vermoorden, was slecht te verwerken.
Een vriend van mij had contacten in de beveiligingswereld en zo kon ik een kleine infrarood beveiligingscamera kopen. Ik installeerde de camera in hun nestkast en plaatste de monitor in de woonkamer, om ze bij een volgend legsel goed te kunnen observeren. Als je op deze manier vogels kunt observeren sta je werkelijk verbaast om wat ze allemaal in die nestkast doen.
Ongeveer een maand later werd er opnieuw gelegd. Deze keer zou ik ze niet weer de kans geven om de eieren te breken of de jongen te doden. Ik koos ervoor om ze onder te leggen bij een betrouwbaar paar schubbenlori’s die gelijktijdig eieren hadden, en ik had gehoord dat schubbenlori’s zonder probleem uitheemse soorten grootbrengen. Het enige waarover ik mij zorgen maakte was dat de eieren een andere afmeting hadden. Toch ruilde ik de eieren om, gewoon om te kijken wat er zou gebeuren. Op de twintigste dag konden we vast stellen dat de Buru’s de eieren kapot maakten. De schubbenlori’s daarentegen hadden met succes de eieren uitgebroed en hadden nu twee gezonde jongen. Ik was er erg blij mee.
Ze hadden geen moeite met het voeren maar het moment dat de slagpennen door zouden komen kwam steeds dichterbij. Zouden ze de jongen in de steek laten vanwegen de rode kleur van de veren, of omdat de vogels groter zijn dan zij zelf? Ik had ze tot dit punt alleen gelaten en besloot om de rest van het traject ook door hun te laten doen. Wetend dat het moment van uitvliegen van de Buru 20 dagen langer duurt dan die van de schubben, inspecteerde ik dagelijks, via de camera, het nest. Na een nestperiode van ongeveer 60 dagen merkte ik op dat één van de jongen de veren op de kruin kwijt was. Ik vreesde dat de pleegouders begonnen waren met het plukken van de jongen. En , ja hoor, binnen 3 dagen had ook het andere jong een kale kruin.
Ik was van mening dat dit probleem ontstond doordat ze te lang in de nestkast verbleven en besloot om een open nestkast te maken, model schoendoos, en plaatste deze in de volière naast de andere. Ik zette de jongen in de kast opdat de schubben ze konden voeren. In de avond werden ze weer teruggeplaatst in de nestkast. Na dit 10 dagen gedaan te hebben zijn de jongen uitgevlogen.
Het resultaat waren onze eerste twee jong Buru-lori’s. Nu weet ik dat bij de jongen hun kruinveren normaal ruien, waarbij de één meer verliest dan de ander. In de tijd dat de schubben de jonge Buru’s grootbrachten, hadden de Buru’s alweer gelegd. Deze keer legde we de eitjes onder een paar roodneklori’s, Trichoglossus h rubritorquis, welke ook hadden gelegd. Deze jonge Buru’s werden ook succesvol grootgebracht (zie foto). Het ging erop lijken dat de ouder Buru’s goede kweekvogels waren, en ik besloot om een broedmachine te kopen voor het geval ik geen mogelijkheid zou hebben om de eitjes ergens anders onder te leggen. Op die manier had ik nog 21 dagen om te bekijken wat ik met de eventuele jongen kon doen. Ik dacht mijn vogels goed te kennen (ik verblijf regelmatig in de nabijheid van hun), toch bleken er nogal wat paren te zijn die de jongen plukten of de eieren kapot maakten. Er bleef niets anders over om enkele jongen met de hand te voeren. Soorten waarbij ik de ervaring heb dat het goede pleegouders zijn, zijn o.a. schubbenlori, Trichoglossus chlorolepidotus, Lori van de Blauwe Bergen, Trichoglossus h moluccanus, roodneklori, Trichoglossus h rubritorquis, en de muskuslori, Glossopsitta concinna, hoewel de laatste niet goed door bleven voeren tot het punt van uitvliegen. Het was noodzaak om ze vanaf de 20ste dag met de hand bij te voeren.
Huisvesting
Al onze lori’s zijn binnen één ruimte, paarsgewijs ondergebracht in hangkooien. We hebben looppaden aan zowel de voorzijde als aan de achterzijde van de kooien om te voeren en de nesten te controleren. De bodem is van beton wat een goed onderhoud mogelijk maakt. We gebruiken alleen roestvrijstalen voerbakken en waterschalen omdat deze goed en snel schoon gemaakt kunnen worden. De kooien zijn uitgerust met draaideuren zodat de nectar en droogvoer hieraan gehangen kan worden. In deze ruimte heb ik dagelijks 35 kooien te verzorgen, dus moet het op een efficiënte manier gemaakt zijn om alles zo snel mogelijk te doen. Ik spuit iedere morgen de bodem schoon en verschoon het water. s’Avonds verwijder ik al het niet gegeten fruit. De nectar en fruitbakken worden eruit gehaald en schoongemaakt voor de volgende dag. De ruimte wordt schoon geveegd om de volgende dag schoon gespoten te worden.
Ik ben van mening dat een grote badschaal essentieel is voor lori’s, omdat ze graag baden. De schalen dienen dagelijks schoon gemaakt te worden. Gedurende de zomermaanden hebben we doornatte kleden op het dak van het complex liggen omdat het in Australië gedurende de zomer nogal heet kan worden met temperaturen die makkelijk boven de 40°C uit komen, zelfs in het zuiden waar wij wonen. Door er constant water overheen te laten lopen zijn we in staat de temperatuur iets naar beneden te halen.
Als nestgelegenheid gebruik ik de normale horizontale nestkasten, met een afmeting van 45 x 35 x 25 cm en zijn vervaardigt uit 15mm dik multiplex. In de kast is een soort muurtje gemaakt van ongeveer 45mm hoog en bevind zich halverwege het bodemoppervlak, waardoor een nestkamer gecreëerd wordt. Aan het uiteinde is een luik gemaakt voor het uitvoeren van nestcontrole. Het invlieggat is in de bovenhoek tegenovergesteld aan het inspectieluik. Als bodemvulling voor het nest gebruik ik zaagmeel en als er jongen zijn verwissel ik het voor houtschaafsel omdat dit het vocht uit de ontlasting beter absorbeert. Met deze vorm van nestkasten heb ik goede ervaringen. De vogels “lopen” er aan de ene kant in en leggen hun eitjes aan de andere kant van de kast.
Voeding
Al mijn lori’s krijgen een nat nectarvoer, wat commerciële basis door Elliots vervaardigd wordt in Australië. Het droogvoer maak ik zelf en is als volgt samengesteld:
2 bekers Heinz rijst vlokken
2 bekers rijstmeel
2 bekers müsli vlokken
2 bekers eivoer
1 beker glucose
1 theelepel multi vitamine preparaat en mineraal poeder
dit alles wordt goed vermengd en opgeslagen in lucht en waterdichte opbergbussen. Voordat we gaan voeren wordt alles nog eens door een blender gedaan. We geven 85 ml nectar en een half kopje poeder naast elkaar zodat de vogels kunnen kiezen of ze het droog eten of er een natte brei van maken. Dit wordt dagelijks gegeven. Tevens geven we een assortiment fruit en groente. Ieder paar krijgt dagelijks het volgende:
1/2 appel
1/4 peer
1/8 sinasappel
kiwi
rode en groene paprika
erwten en maïs
druiven
tevens een klein stukje Madera cake, waarvan de hoeveelheid wordt opgevoerd als de vogels jongen hebben. We hebben slechts een kleine hoeveelheid afval. Dit vind ik niet erg want ik heb liever dat ze teveel krijgen en dat er wat overblijft, dan dat ze tekort krijgen.
Samenvatting
Vanaf het moment dat we de Buru’s kregen hebben ze 26 jongen voortgebracht. Als
we geen gebruik hadden gemaakt van pleegouders en handopfok, hadden we niet één
jong groot gekregen. We hebben alles geprobeerd om de ouders hun eigen jongen
groot te laten brengen maar niets heeft het beoogde resultaat gehad. Ze
produceren nog steeds maar niet meer zo intensief als voor de tijd. Het zijn
aanhankelijke vogels. Ik ben blij met het paar dat zo goed bij elkaar past en
het is zeer jammer dat ze hun eigen jongen niet grootbrengen. Sommige van de
door ons verkochte jongen zijn al met de kweek begonnen, waarbij één van de jonge
vrouwtjes al op een leeftijd van 9 maanden bevruchte eitjes had.