De zwartkaplori, (Lorius lory),en zijn ondersoorten.

Inleiding:

Op Nieuw-Guinea en omringende eilanden komen de meest extravagante vogelsoorten van de wereld voor. Tot een van die groepen behoren de lories, waarvan de zwartkoplori tot de meest bonte soorten behoort. Het is tevens een van de populairste vogels, zowel bij de inlandse bevolking als bij de liefhebbers hier.

Met de zwartkaplori wordt al vele jaren sucsevol gekweekt. Helaas blijken, vaak door onwetendheid, vele hybriden (kruisingen) gekweekt te worden. Met behulp van dit artikel willen we dieper op het rassenverschil ingaan, als ook de kenmerken van bastaarden en niet op kleurzijnde vogels bespreken. Bij dit alles is natuurlijk ook de geografische verspreidin van belang. We hopen dat na het lezen van dit artikel enige duidelijkheid zal zijn ontstaan. Allereerst de rassen en hun distributie volgens Forshaw (1989):

Zwartkaplori Lorius lory lory Waigeu, Batanta, Salawati, Misool
en de Vogelkop, Irian Jya.

Roodborstlori L. l. erytrhrothorax Vanaf de Geelvinkbaai in het
westen tot de Fly-rivier in het oosten
van Nieuw-Guinea.

Somulori L. l. somu Zuidelijk Nieuw-Guinea, vanaf het
Karimui basin naar het zuiden en in
het gebied rond de purari rivier en
Fl- rivier gebied alsook in het Lake
Kutube gebied.

Salvadorilori L. l. salvadorii Noordoost Nieuw-Guinea, van de
Astrolabebaai westelijk tot het
Aitape gebied.

Beaufortlori L. l. viridicrissalis Noordelijk Nieuw-Guinea, tussen
de Humboldt baai en de
Mamberamo-rivier.
.

Jobilori L. l. jobiensis De eilanden Japen en Mios Num
gesitueerd in de Geelvinkbaai, Irian
Jaya.

Blauwneklori L. l. cyanuchen Het eiland Biak in de Geelvinkbaai.

Beschrijving:
Voor de beschrijving van de rassen is gebruik gemaakt van balgen uit de natuurhistorische musea van Tring (Engeland), Leiden (Nederland), New-York, Washington en Philadelphia. (allen USA).

De 7 rassen kunnen we in twee groepen indelen en wel als volgt: vogels met blauw tot blauwzwarte ondervleugeldekveren; jobiensis, salvadorii,viridicrissalis en cyanuchen.
Vogels met rode ondervleugeldekveren; lory, somu en erythrothorax.
Alle rassen hebben ook nog een gele ondervleugelstreep, dit is dus geen rassenkenmerk.

Groep met rode ondervleugeldekveren:

Zwartkaplori, Lorius lory lory.
Lengte 29 a 31 cm.
De lory is variabel wat het formaat betreft. Dit heeft er toe geleid dat in het verleden op basis van dit formaat ook nog de major werd beschreven. Achteraf blijken de grotere vogels niet in een afgebakend gebied te leven en moet major dus als synoniem van lory gezien worden.

Belangrijkste kenmerken:
Blauwe nekband door een duidelijke band verbonden met het blauw op de borst. Het heeft wat weg van een hemdje. De blauwe nekband is ook verbonden met de blauwe mantel, goed beschouwd is de nekband dus geen echte band. Opvallend is dat sommige grotere vogels van dit ras een minder duidelijke verbindingsband hebben met de blauwe borst. Bij deze categorie is de hoeveelheid blauw aan devoorzijde fors gereduceerd. Soms is alleen de buik blauw en de borst rood. Let wel: dit behoeven geen kruisingen te zijn. We zien dit verschijnsel vooral bij grotere vogels van het ras lory, vermoedelijk zijn deze vogels diegene die men in het verleden tot het ras major rekende. De kleur blauw aan de voorzijde is variabel, het kan varieren van zeer donker parsblauw tot bijna kobaltblauw, de onderstaartdekveren zijn meestal wat lichter. Wordt vrij algemeen gehouden.

Roodborstlori, Lorius lory erythrothorax.
Lengte 28 a 30 cm.
De erythrothorax is gemiddeld iets kleiner dan de lory . Dit ras mist de blauwe band die de nekband met de buik verbind. De borst is rood. De nekband is niet verbonden met de blauwe mantel. De onderstaartdek-
veren zijn van bijna hemelsblauw tot violetblauw gekleurd. In het verleden werd o.a. op basis van de lichtblauwe kleur ook de rubiensis beschreven. Samen met de nominaatvorm de is de erythrothorax de meest algemeen gehouden ondersoort.

Somulori, Lorius lory somu.
Lengte ca 28 cm.
Als erythrothorax, mist echter de blauwe nekband en is zeer weinig kleiner. De mantel is blauw. Onbekend in avicultuur.

Groep met blauwe ondervleugeldekveren.

De ondervleugeldekveren van deze groep zijn in het algemeen donkerblauw tot bijna zwart gekleurd. De blauwe voorzijde is bij alle rassen verbonden met een blauwe band met de blauwe ondervleugeldek -veren.

Blauwneklori, Lorius lory cyanuchen.
Lengte ca 31 cm.
Samen met de Jobi lori en sommige exemplaren van de zwartkaplori is dit het grootste ras. Bij dit ras is duidelijk de nekband verbonden met de zwarte kopplaat, wat bij geen enkel ander ras het geval is. In avicultuur bijna onbekend.

Jobi lori, Lorius lory jobiensis.
Lengte ca 31 cm.
De borst van dit ras heeft een duidelijke rose tint. Het blauw op de voorzijde is over het algemeen wat lichter van kleur. Het bandje tussen de blauwe nekband en de kopplaat is lichtrose gekleurd. Het blijkt dat dit ook bij de andere rassen voorkomt (met uitzondering van de somu en cyanuchen). Raszuivere vogels zijn in avicultuur erg zeldzaam.

Salvadori lori, Lorius lory salvadorii.
Lengte ca 28 a 30 cm.
Lijkt op de voorgaande maar de borst is roder getint zoals bij de roodborstlori. De blauwe veerpartijen zijn in het algemeen donker tot zeer donker gekleurd. Dit ras is wat fijner gebouwd. Wordt niet algemeen gehouden.

De Beaufortlori, Lorius lory viridicrissalis.
Lengte ca 29 a 30 cm.
Een zeer dubieus ras, de blauwe veervelden zouden donkerder zijn dan bij de salvadorii.

Ras Formaat Kleur Kleur borst Nekband
ondervleugels

lory 29 a 31 cm. rood blauw verbonden aan
mantel en borst.
erythro-
torx 28 a 30 cm. rood rood vrije nekband.

somu 28 cm. rood rood geen nekband.

cyanuchen 31 cm. donkerblauw rood nekband met
tot zwart kopplaat
verbonden

jobiensis 31 cm. donkerblauw rozerood vrije nekband

salvadorii/ 28 a 30 cm. donkerblauw
viridicrissalis tot zwart rood vrije nekband

Juveniele vogels.
Ondervleugeldekveren:
Een algemene regel is dat de jongen, die afkomstig zijn van de rassen met rode ondervleugeldekveren, uitvliegen met bonte ondervleugeldekveren. D.w.z. ze dragen zowel rode als blauwe dekveren. Indien er geen ras met blauwe ondervleugeldekveren is ingekruist zullen de blauwe veren na de rui vervangen worden door rode veren. De zuivere rassen met blauwe ondervleugeldekveren vliegen uit zonder enige rode veer onder de vleugel.

Nekband.
Het is bebleken dat vele jongen uitvliegen met een nekband die zowel verbonden is met de mantel als met de zwarte kopplaat. Dit zijn een combinatie van kenmerken die we terugvinden bij de lory en canuchen. Ook komt het voor dat de nekband bijna of geheel ontbreekt, het meest voorkomend bij de erythrothorax. Dit kenmerk komen we in permanente vorm tegen bij de somu en is opgetreden zowel in de collectie van Trevor Buckell als bij Jos Hubers. De bovenstaande “afwijkingen ” verdwijnen na de jeugdrui. Men zal dan weer de normale nekband teruvinden.

Rode veervelden.
Wanner jongen niet geplukt worden lijken ze al erg veel op de ouders. Een uitzondering vormt hierop de nominaatvorm, de zwartkaplori. Jonge vogels bezitten nog nauwelijks een verbindingsband tussen nekband en de blauwe borst. In deze fase zijn ze eigenlijk moeilijk te onderscheiden van de jongen van de roodborstlori. Echter in vele gevallen worden de jongen door de ouders geplukt. Komen de veren voor de eerste keer terug dan blijken de vogels bijna geheel blauw te zijn. In extreme gevallen hebben ze alleen nog rode wangen. Na de jeugdrui krijgen ze de eigenlijke kleuren. Sommige vogels vliegen uit met een blauw bandje over de keel die de uiteinden van de nekband met elkaar verbindt. In zeldzame gevallen blijft het na de rui aanwezig.

Conclusie.
Wanneer men tot aanschaf van jonge vogels overgaat probeer dan ook het oude paar te zien te krijgen. Koopt men de vogels op een plaats waar zich de ouders niet bevinden, zoals een vogelbeurs, probeer dan een zo duidelijk mogelijke beschrijving van de ouders te krijgen. Vaak komt men met een gesprek met de verkoper al gauw achter in hoeverre deze iets weet van rassenverschil. Het is af te raden ze bij de handel te kopen, tenzij deze met absolute zekerheid de broen van afkomst kan vertellen en deze bij U bekend is. Het is altijd vervelend later te merken onzuivere vogels gekocht te hebben.

Herkennen van kruisingen.
Om kruisingen te herkennen moet men eerst heel goed de verschillen van de rassen weten.
De meest voorkomende kruising is tussen de zwartkaplori en de roodborstlori. Verder komen we minder ferquent tegen de roodborstlori gekruist met de salvadorilori en de salvadorilori keer de jobilori.

Zwartkaplori keer roodborstlori.
De nekband is meest voor een zeer klein gedeelte verbonden met de mantel. De verbinding met de borst/buik is meestal onderbroken (soms zelfs bijna afwezig, zie foto linksboven dit artikel). Dit geeft vaak een vlekkerig patroon. Deze kruising is makkelijk te verwarren met de uitzondering die onder de zwartkaplori (zogenaamde major?) beschreven is. Deze vogels zijn echter in het algemeen forser hebben vooral een smallere blauwe buikvlek en een betere verbinding nekband/mantel.

Zwartkoplori keer Salvadorilori.
Zoals voorgaande, echter de ondervleugeldekveren zijn rood met blauw.

Zwartkaplori keer Jobilori.
Als voorgaande, echter de rode veerpatijen hebben een iets meer roze gloed wat moeilijk waarneembaar is.

Roodborstlori keer Salvadorilori.
Kenmerken van deze kruising zij alleen onder de vleugels te vinden. Deze zijn rood/blauw gevlekt. Moeilijk te onderscheiden van niet geheel op kleur zijnde roodborstlori’s.

Roodborstlori keer Jobilori.
Als voorgaande, maar met een lichte roze gloed. Meestal iets groter dan de roodborstlori.

Salvadorilori keer Jobilori.
Rode kleur heeft roze gloed. Formaat blijft achter bij de jobilori.

Opmerkelijk is dat in Zuid-Afrika vooral de roodborstlori veel rozer is getint is dan de vogels in Europa. In minderheid worden er ook zwartkaplori’s gehouden terwijl de andere rassen er nagenoeg onbekend zijn. Een aanemelijke verklaring voor deze roze tint is moeilijk te geven. Zeker is dat het niet veroorzaakt is door het inkweken van de jobilori.

Advies.
Het is makkelijk om te zeggen dat er niet verder gekweekt moet worden met kruisingen. Het is echter zo dat de meeste liefhebbers toch met deze vogels verder willen kweken. Stel in geen geval een paar samen die uit twee onzuivere vogels bestaan. Plaats bij de kruising een (optisch) raszuivere vogel. Bijvoorbeeld heeft men een kruising zwartkaplori keer roodborstlori en deze vogel heeft bijna geen verbindingsband tussen nek en borst, plaats deze vogel dan bij een zuivere roodborstlori. Dezelfde redenering geldt wanneer de vogel nog een behoorlijke verbindingsband heeft, plaats het dan bij een zwartkaplori.

Naamsverwarring.
In het duits wordt de roodborstlori , Salvadori Frauenlori genoemd, terwijl de Salvadorilori op zijn beurt Meyer’s Frauenlori genoemd wordt. Gebruik daarom dan ook altijd tevens de wetenschappelijke naam, zodat men geen verkeerde transacties afsluit en onnodig tijdverlies voorkomt.

Literatuur.
DAIMOND, J.M. (1972): Avifauna of the Eastern Highlands of New Guinea. The Nuttal Ornitholgical Club, Cambridge. FORSHAW, J.M., & COOPER W.T. (1989): Parrots of the World. Melbourne.

Door Jos Hubers en Trevor Buckell.

error: Content is protected !!