door Jos Hubers.
Naar aanleiding van een oproep geplaatst in Lori Journaal met betrekking tot het omkleuren van vrouwelijke hangparkieten naar het verenkleed van mannelijke dieren, heb ik verschillende reacties gekregen. Bij de meeste soorten is dit fenomeen bekend. Het volgende is gemeld door mijzelf en door anderen.
Van alle soorten die gehouden worden zijn omkleuringen bekend. Omkleuringen zijn bekend bij vogels vanaf twee jaar oud. Omgekleurde vrouwtjes kweken normaal door.
Soorten:
Blauwkroontje (Loriculus galgulus):Vrouwtjes kunnen bijna identiek worden aan mannetjes. Met enige kennis is echter meestal nog wel onderscheid te zien. Het groen van het mannetje is wat glanzender en de vorm van de kop is wat ronder.
Lentpapagaaitje (Loriculs vernalis):
Voor veel liefhebbers is het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes bij de normale exemplaren al moeilijk te zien. Omgekleurde exemplaren zijn natuurlijk nog moeilijker te onderscheiden. Mogelijk dat ook hier de kopvorm enig houvast biedt.
Phillipijnse hangparkiet (Loriculus philippensis):
Hierbij zijn de vrouwtjes vaak normaal al niet van de mannetjes te onderscheiden. Opvallend is dat bij dit soort de vrouwtjes soms grote oranje tot oranjerode veerpartijen op het bovengedeelte krijgen. Soms is ook de keelvlek vergroot. In dit geval behouden ze meestal wel hun blauwe wangvlekken. De groen veren zijn soms geheel verkleurd tot blauwachtiggroen. Vogels die wel omkleuren naar de kleuren van de mannetjes, zonder een rug te krijgen, verliezen meestal wel de blauwe wangen. De roodvorming lijkt bij de vogels die extreem omkleuren dan ook wel van een iets andere betekenis te zijn dan de gewone omkleuring. Vrouwtjes van de rassen met een rood voorhoofd b.v. Loriculus p.philippensis die een roodachtig bovendek krijgen zijn moeilijk te onderscheiden van de vrouwtjes die normaal al een rood achterhoofd hebben, zoals Loriculus p. apicalis en rood kleuren. Het verschil zit hem in de intensiteit. De eerste categorie heeft een rood voorhoofd waarna het rood verder op de kop iets lichter blijkt te zijn. De andere rassen hebben een bovenkop die gelijkmatig roodgekleurd is.
Philipijnse hangparkiet pop. Phillippijnse hangparkiet
links de pop rechts de man.Phillippijnse hangparkiet
links de pop rechts de man.
Sulawesi of Celebes hangparkiet (Loriculus stigmatus):
De vrouwtjes kunnen identiek worden aan de mannetjes, echter de iris blijft bij de het vrouwtje donker. Het mannetje heeft een geelwitte iris.
Java hangparkietje (Loriculus pusillus):
Het vrouwtje kan normaal gesproken een kleine gele keelvlek vertonen. Deze is echter minder groot dan die bij het mannetje. Dit is dus al het geval bij vogels die net op kleur zijn. Omgekleurde vrouwtjes krijgen een zelfde gele keelvlek als het mannetje.Het is mij niet bekend of eenmaal omgekleurde vrouwtjes weer hun normale verenpak terug kunnen krijgen.
Oorzaak:
Aanwijsbare oorzaken heb ik niet kunnen vinden. Duidelijk is dat het dieet geen rol speelt. Bij vele liefhebbers is het verschijnsel bekend waarbij bijna niemand hetzelfde dieet verstrekte. Merkwaardig is dat hangparkietenkweker Heinz Lölfing bijna nooit omgekleurde vrouwtjes in zijn collectie heeft gehad. Echter, recentelijk kleurde een tienjarig vrouwtje toch om. Dit vrouwtje was niet in goede conditie. In het algemeen is het zo dat de meeste kwekers de vogels in vrij kale looien of volières houden. Bij de Heer Lölfing worden ze in meer natuurlijk aangeklede ruimten gehouden en meestal succesvol gekweekt. Het meer op het gemak voelen van de vogels lijkt een rol te kunnen spelen, hoe vreemd het ook klinkt. Het zou interessant zijn om te weten of dit fenomeen zich ook in de vrije natuur voordoet. Normaal zullen onderzoekers ervan uitgaan dat bijvoorbeeld een blauwkroontje met een rode keel een manneetje is en geen onderzoek naar het geslacht instellen. Wat ook bekend is bij vele kwekers van hangparkieten zijn de vele onbevruchte eieren. Paren kunnen keer op keer onbevruchte legsels produceren. Vooral bij de Philippijnse hangparkiet is dit een bekend verschijnsel. Kijken we naar de collectie van de Heer Lölfing dan blijkt hij weinig last te hebben van paren die onbevruchte eieren produceren. Een ander voorbeeld zijn de twee paren blauwkroontjes van de Heer Jim Taylor uit Canada. Hij heeft deze vogels aangekocht van een kweker die absoluut geen succes had. De vogels produceerden non-stop onbevruchte eieren. Nadat Jim ze overgebracht had in kooien met wat groen produceerden beide paren direct bevruchte eieren en brachten ze de eerste jongen op stok. Zowel bij de Heer Lölfing als bij de Heer Taylor lijkt het erop dat de vogels in kooien die op een natuurlijke wijze aangekleed zijn zonder problemen tot broeden overgaan en hun jongen goed groot brengen. Ik wil niet zonder meer uit het bovenstaande conclusies trekken maar het zijn zeker interessante gegevens.