Charmosyna Rubronotata – roodstuitlori
Door Carolyn Day, Engeland.
Met toestemming overgenomen uit Lori Journaal.
Verspreidingsgebied
Ze komen voor in dezelfde, meestal laag gelegen, gebieden van Irian Jaya en het westelijk deel van Papua Nieuw Guinea als hun naaste verwanten de roodflanklori, C. p. placentis. In het wild zijn ze op dit moment nog niet zeldzaam.
Informatie over de vogels in hun natuurlijke verspreidingsgebied wordt uitgebreid gegeven in boeken van Forshaw, Rosemary Low, Thomas Arndt en anderen.
Beschrijving
Forshaw geeft een lengte van 17cm. Ik zou zeggen tussen 15 en 17cm, iets kleiner dan de roodflanklories, en duidelijk kleiner dan de zwartstuitlories, C. p. pulchella, en de Rotschildlories, C.p. rothchildi. Hun lichaam en de bovenkant van de vleugels is hoofdzakelijk groen en het geslacht is uiterlijk waarneembaar. Het mannetje heeft een rood voorhoofd dat doorloopt tot boven op de kop, verder heeft het blauwe vlekken op de wangen. Ook aan beide zijden van de borst is het rood en er loopt een rode band over de onderkant van de vleugels. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft een kastanje bruine vlek onder aan de rug of aan het begin van de staart. De staart is van boven donker grijs en van onderen geel maar als de staart als een waaier is uitgespreid verlopen de kleuren van boven naar beneden van licht oranje naar donker grijs en tenslotte een gele punt: erg mooi. Het volwassen vrouwtje heeft geen rode kap. Zij heeft gele strepen op de wangen en de zijkanten van de borst geelachtig groen. Haar ondervleugel is licht groen. Bij een gezonde vogel zijn de kleur van de pootjes en de snavel oranjerood. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een rode kap maar wanneer het vrouwtje ongeveer 15 weken oud is begint haar rode kap te verdwijnen en wordt dan vervangen door haar nieuwe groene hoofdkleur, kenmerkend voor volwassen vogels. Zodra de veertjes in het nest doorkomen is het mogelijk om vast te stellen van welk geslacht de vogel is. De rode onderkant van de vleugels en de rode flanken van de borst van het mannetje en de gele veertjes onder de vleugels (die groen zijn bij volwassen vogels) bij de vrouwtjes zijn de eerste aanwijzingen. De blauwe wangvlekken van het mannetje en de gele streepjes op de wang van het vrouwtje volgen kort daarop. Net als bij andere lories begint de donkere snavel van de jonge vogels kort nadat de ze het nest hebben verlaten een oranje kleur te krijgen.
Huisvesting en nestkastjes
Wanneer een lori broeden wil zal het dit overal en in alles willen doen. Nestkastjes varieren in grootte van kastjes voor kleine vinken tot dat voor valkparkieten. Ik geef de voorkeur aan die soorten waarbij het niet mogelijk is voor de vogels om boven op de eitjes te vallen. De meeste vogels maken het nest erg nat en het nest materiaal moet regelmatig verschoond worden.
Gedurende drie jaar, inclusief de winters, wonen en ook broeden deze kleine vogels buiten. Ze zijn gehuisvest in een schuur die tot 16 graden celcius verwarmd is. Overdag hebben ze vrij toegang tot de buiten vluchten die gedeeltelijk overdekt zijn. Ze worden ’s nachts altijd in de schuur opgesloten. Wij hebben ze de beschikking gegeven over plastic schaaltjes die in gazen hangmandjes geplaatst zijn en zelfs in de winter baden ze iedere dag behalve als het heel erg koud is. In de vluchten zijn kleine coniferen geplant evenals passie struiken, rozenstruiken zonder doorns en mallow (lavatera dat erg snel groeit en bestand is tegen het knagen). Ik koop kleine appelboompjes voor ze, die ze pas krijgen wanneer ze in de bloei staan. Indien men ze te vroeg geeft komt er nooit geen bloesem aan. De bomen gaan niet lang mee maar de vogels genieten er van en het doet mij plezier om te zien dat ze zich gedragen zoals een lori zich behoort te gedragen. Als de bloesem verdwenen is schillen ze onder veel plezier de schors van de stam.
Gedragsproblemen
Ze zijn misschien klein maar ze zijn nog steeds lories en net zoals met de rest van de familie vereisen ze erg veel ruimte. Toen de aantallen toenamen moest ik sommige in groepen van het zelfde geslacht bij elkaar zetten. De zes mannetjes leefden gedurende verscheidene maanden gelukkig met elkaar in een buitenvolière totdat de twee oudsten de rest van de groep begonnen te terroriseren. Ze waren daar erg geslepen in. Ze aten samen en hoewel ik af en toe zag dat er een weg gejaagd werd wees niets er op dat er iets ernstigs aan de hand was. Toen ik de eerste vogel dood aantrof had deze geen enkel zichtbaar letsel. Ook de post mortem leverde niets op. Zelfs toen ik twee maanden later weer een vogel dood aantrof, realiseerde ik domweg niet wat er aan de hand was. Het was niet totdat de twee vogels die de zaak terroriseerden zich van nummer drie hadden ontdaan, onvoorzichtig begonnen te worden en het volgende slachtoffer voor mijn ogen aan begonnen te vallen. Toen had ik het pas in de gaten en slaagde ik er in hem te redden. De vrouwtjes waren minder erg maar een zwartstuitlori pop die een van de buitenvolières deelde met vijf roodstuitlori’s slaagde er in om helemaal alleen deze vijf lori’s te terroriseren. Het was niet te geloven om haar op de een na de ander neer te zien duiken. De grootste en sterkste roodstuit pop was het enige slachtoffer maar ik had geluk dat ik er niet meer verloor. Zij was werkelijk een kleine tiran. De conclusie hier uit is, dat het een risico is om ze in groepen te houden.
Veren plukken van de jongen is geen probleem. Slechts een paar heeft hun jongen helemaal kaal geplukt en toen ze vier weken oud waren hadden ze nog steeds geen veren. Dit is een paar waarvan het mannetje zelden het nest voor langer dan een minuut verlaat tijdens het broeden. Als het jong uitkomt verlaten beide ouders het nest nauwelijks. Door het zeer goede advies van Jos Hubers in een van zijn Lori Journaals op te volgen heb ik het nestblok op de vloer gezet, het deksel er af gehaald en het jong kreeg zonder ook maar enige problemen een heel nieuwe set prachtige veren. Ik ben er van overtuigd dat het in dit geval veroorzaakt werd door ouders die overdreven enthousiast waren bij het schoonhouden van het jong. Ik plaats nog steeds het nestblok op de grond zodra de jongen een paar weken oud zijn.
Vogels die binnenshuis gehouden worden, worden erg slecht gehumeurd als ze zich niet regelmatig kunnen baden – niet noodzakelijk iedere dag maar toch minstens twee keer per week.
Voeding
Mijn roodstuitlori’s doen het niet zo goed op de meeste zelf gemaakte lori mengsels, zelfs indien het mengsel een dunnere samenstelling heeft dan wordt aanbevolen. Nekton’s Nektar Plus voor nectarvogels en kolibri’s vormen het grootste bestanddeel van hun dieet hier, aangevuld met verschillende soorten fruit zoals appel, peer, papaya, druiven, mango, wortel en sla. In de zomer geef ik ze ook bloemen, indien mogelijk appel- en perenbloesem, aalbes, passie bloemen (passiflora), lindebloesem, kastanjebloesem, eucalyptus, rozen, muur en later in het jaar zijn ze gek op calabrese als ze in bloei staat. Zoals te begrijpen valt worden trossen kleine bloemen verkozen boven losse grote bloemen en bovendien worden ze hiermee veel langer beziggehouden. Fruit uit blik kan erg nuttig zijn, bijv. peren uit blik evenals mango en wortels kunnen makkelijk vloeibaar gemaakt worden. Ik probeer het gebruik van fruit uit blik waarbij citroenzuur gebruikt is te voorkomen alhoewel het er op lijkt dat het niet schadelijk voor ze is. Ze krijgen ook een droog mengsel van lange vingers, baby rijst met groente en vlees, glucose, suiker, tabletten van papaya extract en mineraal poeder dit alles vermalen tot een poeder in een koffiemolen.
Het wordt zorgvuldig in kleine porties verstrekt van ongeveer een ½ theelepel per paar per dag en het risico om het op goed geluk te geven is niet waard om genomen te worden. Minstens eenmaal per week geef ik een drankje gemaakt van een aftreksel van melasse en mout. Af en toe voeg ik wat gist poeder toe aan een vruchtensap.
Het voeren is afwisselend en tijdrovend en ik geef ’s morgens een zwaarder rijker voedsel dat in evenwicht wordt gehouden door een erg lichte tweede voeding, vaak niet meer dan een aangezoete vruchtensap.
Ik ben er van overtuigd dat ze in het wild ook insecten nemen maar ik ben er nog niet in geslaagd om mijn vogels er van te overtuigen om meelwormen te eten of waswormen of gedroogde mieren eieren. Ze tonen bovendien geen interesse in fruitvliegen toen ik ze die een paar jaar geleden aanbood. Misschien moet ik het opnieuw proberen. Ik heb ze echter een tunnel zien graven onder de wortels van een appelboom waar een mierennest zat en het was duidelijk dat het om de eieren te doen was. Ze kwamen er uit met de snavels en veren bedekt met grond en het leek wel of ze heel tevreden met zichzelf waren. Dit was de groep die verliezen leed, waarvan ik later besefte dat het veroorzaakt werd door het terroriseren van een of twee dominante vogels (zie onder het hoofdstuk Gedragsproblemen). Op dat moment dacht ik echter dat de dood veroorzaakt was door mierenbeten, mogelijk doordat ze er een per vergissing hadden opgegeten. Een mannetje in dezelfde groep was het jaar daarvoor gedurende de tijd dat er naar mieren wordt gegraven dood gegaan. Nu weet ik dat mijn mening over de mieren niet juist was maar misschien indirect niet helemaal onjuist. Misschien werd de agressie en opgewondenheid in een groep, die voor een lange tijd zonder problemen had samengeleefd, veroorzaakt door te veel proteine als gevolg van het eten van mieren eieren.
Ook pollen moeten niet te veel gegeven worden. Wanneer men ze er te veel van geeft gaan deze erg actieve vogels een versnelling te hoog en overactieviteit en ernstige nerveusiteit en dwaasheid volgen.
De kweek
De meeste poppen die broedrijp zijn leggen meestal twee eitjes maar ik heb er ook die af en toe drie eitjes leggen. Nog onlangs had ik een amusant geval waarbij een jonge broedrijpe pop die nog steeds bij de ouders in dezelfde kooi zat op hetzelfde tijdstip eitjes legde als haar moeder en in een week werden er in dat nest zes eitjes gelegd! Het mannetje toonde geen enkele interesse in zijn dochter en haar eitjes waren nooit bevrucht.
De poppen beginnen te leggen als ze 13 maanden oud zijn en ook de mannetjes zijn op die leefdtijd volwassen.
De mannetjes nemen het grootste deel van het broeden voor hun rekening en de jongen worden door beide ouders groot gebracht. Ze vliegen uit als ze 8 tot 9 weken oud zijn waarbij de hen meestal binnen een week opnieuw met leggen begint. Deze eitjes komen maar zelden uit omdat ik vind dat het belangrijker is voor de pas uitgevlogen jongen om van de ouders te leren dan dat het voor de nieuwe eitjes is om uit te komen en hoewel iedereen het nestblok deelt worden de eitjes niet goed bebroed. Meestal maar niet altijd gaat er iets mis. Ik heb broedsels gehad die na elkaar uitkwamen maar samen werden grootgebracht.
Het ringen
Ik heb verschillende leveranciers geprobeerd maar ik heb geen passende ring gevonden, hun pootjes zijn te kort. Ik ben nu terug gevallen op het inkorten van open gekleurde plastic ringen voor identificatie.
Ze verlangen enorm veel aandacht maar het zijn erg aantrekkelijke vogels met voor de lori familie een aangenaam geluid en ik geniet van ze.